Het was een warmere vrijdagavond in tijden van lockdown rond 18u30. Ik sta voor de spiegel in de badkamer en probeer enthousiast een lijntje boven mijn ogen te trekken dat de naam eyeliner waardig zou moeten zijn. Onder het motto een beetje glitter never killed nobody — al zou het een mooie dood zijn, geef toe — was ik daarvoor al tien keer zo enthousiast geweest om gouden glitters als oogschaduw aan te brengen. Als finishing touch een laagje mascara, een subtiel vleugje parfum en een matte, kleurloze lippenstift, om het niet too much te maken. Ik wil ook weer niet té hard opvallen in de woonkamer beneden. De andere meubels in ons huurhuis in Antwerpen wil ik ook een kans gunnen om er op hun best uit te zien vanavond.
Tot die categorie ‘meubels-in-huis’ reken ik mezelf stilaan bij. Een zeer flexibel meubelstuk met wieltjes, dat af en toe in een andere ruimte komt te staan. Multifunctioneel bruikbaar in de keuken, aan een bureau of achter een badkamerspiegel, zoals nu. Geef toe, wie wil dat nu niet in huis. De nieuwste permanente aanwinst sinds maart is duidelijk eentje om trots op te zijn. Klein met een koperen gloed en op de oppervlakte hier en daar een sproetje of zacht verbrande plekken van de zon. Al kunnen die verbrande plekken ook afkomstig zijn van de zoveelste botsing met de oven, wanneer ik baksel nummer 17 eruit haal. Sidenote: ik bakte al bananenbrood vóór de quarantaine, beloofd.
Geen file op de trap naar beneden, dus ik kom mooi op tijd aan in de woonkamer. Haar en make-up lijken nog steeds goed te zitten, oef. Ook het weer onderweg viel mee. Zelfs geen briesje. De tafel in huis — een ander mooi en noemenswaardig meubelstuk waar de spannendste momenten van de dag aan plaatsvinden — is al gedekt door huisgenote J., die een vroege werkshift had en de bestelde take away van ons favoriete plantaardige restaurant achter de hoek is gaan afhalen, terwijl A., V. en ik ondertussen verder werkten.
Door de opwarm- en dresseerinstructies die het restaurant meegaf, voelt het bijna aan als een normaal avondje met vrienden op restaurant. Momenten zoals deze leiden de aandacht af van de wereld buiten onze bubbel. Al is die wereld in de veilige bubbel een beetje groter geworden ondertussen, toch voelt die van mij kleiner aan dan die van de anderen. J. werkte tijdens de quarantaine altijd door op locatie, V. is vaker een weekend weg naar zijn vriendin, A. werkt weer fulltime op kantoor. Alleen dit meubelstuk blijft nog over in de permanente home office collectie, drukt als enige nog die pauzeknop in, terwijl de rest van de buiten-bubbelige-wereld weer op gang komt.
De maandag erna zie ik meer collega’s verschijnen op kantoor tijdens de digitale werkcall, passeren er beelden van mensen al shoppend op de Meir, bekijk ik Instagram stories waarin mensen in grotere groepen in parken of op de kaaien zitten, en vraag ik me af of ik de enige ben die de uitnodiging van de heropening van de wereld niet heeft ontvangen. De lockdown is nog niet volledig gedaan, of die altijd eerder aanwezige fear of missing out steekt alweer de kop op. Ik was eraan gewend geraakt niets te moeten. Niets te missen. Ik had me voorgenomen die fomo achter mij te laten en gewoon te luisteren naar waar ik zelf nood aan heb in het moment. Ook na de lockdown. Een avond nietsdoen is oké. Stilstaan is oké. Binnenblijven is oké, maar vooruitkijken ook. Misschien wordt het minder evident om alles wat we geleerd hebben — of net niet — na de lockdown te blijven toepassen. Ik blijf nog wel even in mijn veilige bubbel dan.