Voorbij het verlies

“Er is rouw om wat voorbij is, maar ook om wat nog komen moet en om wat nooit meer kan zijn”, schreef ‘De Morgen’-journaliste Katrin Swartenbroux in De Morgen Magazine neer. “We rouwen om het oude normaal, maar ook al om het nieuwe normaal, dat steeds minder rooskleurig oogt.” Elke dag worden we overspoeld door de zoveelste nieuwsberichten, door de zoveelste ping die ons in een splitseconde weer een sprankeltje hoop afneemt. Van het nieuws van de afgelasting van festivals, tot de zoveelste opgelopen vertraging bij de vaccinatiestrategie, dat ons weer verder duwt van het vooruitzicht van herwonnen vrijheid en het oude ‘normaal’.

Een leven zonder mondmaskers, afstand houden, avondklok en een rijkelijk gevuld sociaal leven zit ondertussen al zover in mijn geheugen, dat ik mij oprecht niet meer kan herinneren hoe dat oude ‘normaal’ eruitzag voor 13 maart 2020. Het afgelopen jaar voelde vaker aan als overleven dan als leven. Je kan nog zo positief zijn als je wilt, je kan er nog zo veel mogelijk ‘het beste van maken’; plaats voor vrijheid en spontaniteit is er niet. Plaats voor verlies van die vrijheid en spontaniteit wel. En dan voelt het niet aan als leven.

Bijna begin ik zelfs de periode te missen waarin de uitspraak YOLO om de vijf seconden passeerde. Bijna. Ik zou het in ieder geval minder erg vinden om dié uitspraak weer overal opnieuw te lezen en daarbij een déjà vu te ervaren, dan bij exact dezelfde krantenkoppen als een jaar geleden. Dat zou namelijk betekenen dat we weer alles konden doen wat we willen, zonder beperkingen. Want die krantenkoppen van vandaag, we’ve seen them all before. “Even op de tanden bijten, jongens. Dan valt de zomer nog te redden!” Ik denk dat de meesten hun tanden ondertussen al kapotgebeten hebben, en zelfs geen moeite meer nemen om het oude gebit te vervangen. Volgende week verschijnt er ongetwijfeld wel weer een nieuwtje waarop je per ongeluk dat nieuw gebit – of die nieuwe moed, hoop, hoe je het ook wilt noemen – kapotbijt.

Hé, het is oké

“Dat mensen zich nu uitgeblust of verdrietig voelen, is een normale reactie op de abnormale omstandigheden waarin we gedwongen worden. Het is belangrijk dat we deze verliesgevoelens ook echt als een verlies benoemen”, stond dit weekend in De Morgen magazine te lezen. Ook The New York Times kopte eerder deze week dat “het oké is om te rouwen om de kleine verliezen die we afgelopen jaar hebben ervaren.” Beide artikels bevatten dezelfde boodschap: elk verlies heeft het recht verwerkt te worden. Hoe banaal dat verlies ook voor jezelf in vergelijking met anderen lijkt te zijn. Niets moet geminimaliseerd worden.

“Elk verlies heeft het recht verwerkt te worden. Hoe banaal dat verlies ook voor jezelf in vergelijking met anderen lijkt te zijn.”

Dat verlies kan gaan over afscheid nemen van een familielid. Over moed en hoop die smelten als sneeuw voor de zon bij de zoveelste negatieve nieuwsberichtgeving. Over een geannuleerde reis waar je al jaren naar uitkeek. Een proclamatie. Een eerste jaar aan de universiteit, het eerste jaar van de start van een nieuw leven. Momenten met vrienden en familie. Afscheid nemen van een job, van dromen, van eender wat. En toch benemen we onszelf het recht op de erkenning van al die verschillende types verlies. Met uitzondering van die eerste in het rijtje. “Ik heb niet écht iemand verloren, dus waarom zou ik rouwen? Anderen hebben het slechter dan mij, ik moet dankbaar zijn. Ik mag niet klagen.” Gedachten die ons meer dan eens besluipen.

Niet mijn verlies

Ook ik maak me er schuldig aan. Wanneer ik vier weken geleden op een maandagavond het nieuws te horen kreeg dat een tante onverwachts was overleden, heb ik mij een week schuldig gevoeld over de emoties die ik voelde bij dat nieuws. Ik mocht niet rouwen. Ik vond dit verlies niet het mijne om op te eisen.

Toch maakte dit veel in mij los. Mijn nonkel die op amper vijf maanden tijd niet alleen zijn vader, maar ook zijn vrouw verliest. Mijn nichten, die respectievelijk een jaar jonger en een jaar ouder zijn dan mij, die zonder mama verder moeten. De kleinkinderen die hun ‘omi’ moeten missen. De gedachte aan hoe het verlies voor hén zou moeten zijn, was in mijn hoofd al ondraaglijk. Ik mocht dus niet klagen in deze situatie, vond ik. Dus zweeg ik er in eerste instantie over en deed wat ik altijd doe: werken, doorgaan, een versnelling hoger schakelen.

De realiteit sijpelt daarentegen ooit wel eens door. Je kan doen alsof iets jou niet affecteert, maar een verlies is een verlies. Dat komt weer boven. Hoe hard je ook probeert om je vast te houden aan het ‘oude normaal’. Want niets in zo’n situaties is normaal. Ongeacht wie in het afgelopen jaar iemand – of iets – heeft verloren, verloor daarbij niet alleen die persoon, maar ook het recht om waardig afscheid te kunnen nemen. Begrafenissen verlopen in beperkte kring, de mensen die wel mogen komen, kan je niet eens een knuffel geven, en de kans is groot dat je de persoon die overleed al een jaar niet zag. Daardoor krijgt het nieuws dat die persoon er niet meer is niet eens de kans om door te dringen.

Onthechting

 “Als mensen niet aan het sterfbed hebben gestaan, maar bijvoorbeeld via de telefoon te horen hebben gekregen dat een dierbare overleden is, krijgen ze voornamelijk een cognitieve boodschap mee”, vertelt psychiater Uus Knops in De Morgen Magazine aan Swartenbroux. En het is exact dat waar we allemaal mee worstelen.

Mijn bompa overleed in oktober. Hoewel ik vanaf maart tot die laatste momenten veel met hem heb ge-sms’t, gebeld, geskypet, ben langsgegaan wanneer dat weer kon, en dat allemaal is weggevallen, lijkt het soms toch alsof hij er eigenlijk nog steeds is. Door hem zolang niet ‘normaal’ te kunnen bezoeken, voelt het aan alsof hij gewoon in het rusthuis nog steeds op ons wacht. Tot je er op een verdwaald moment mee geconfronteerd wordt.

Wanneer ik in december een contract tekende voor mijn droomjob, was mijn eerste reflex een berichtje naar hem te sturen, zoals ik altijd deed, om dan vlak voor het verzenden te beseffen dat dat bericht nooit zou aankomen. We hebben afscheid van hem genomen, maar omdat ons leven op pauze staat en zich in beperkte cirkels afspeelt, voelt het niet altijd aan alsof hij er echt niet meer is.

“Het lijkt alsof we vastzitten tussen wat was en wat nog moet komen. Daar worden we elke dag op de een of andere manier wel aan herinnerd.”

“Wanneer je sterft, verlaat je de wereld, maar is er ook nood aan onthechting”, gaat Swartenbroux daarover verder. Je bent gewend geraakt aan personen, aan dingen, aan ideeën. En die elementen kunnen in het afgelopen jaar verdwenen of veranderd zijn. We hebben geen vat op wat gebeurt, en doordat alles tegelijkertijd zo snel en zo traag evolueert, beseffen we niet altijd wat we zijn verloren.

Dat besef sijpelt soms door, soms niet. Het is iets dat nog moet komen, eens we weer in het ‘echte’ leven stappen. Nu lijkt het nog alsof we vastzitten tussen wat was en wat nog moet komen. En daar worden we elke dag op de een of andere manier wel aan herinnerd.

We moeten allemaal de kans krijgen ons te onthechten en om de ruimte te krijgen die we daarvoor nodig hebben. Of je nu rouwt om een persoon, een idee, een gebeurtenis, of iets anders: je mag erbij stilstaan. Meer zelfs, je moét erbij stilstaan. En alsjeblieft, denk nooit dat je geen recht hebt om die gevoelens die bij dat verlies komen kijken op te eisen en te doorvoelen. Het is jouw verlies, het zijn jouw emoties. Je mag voelen. Je moet voelen. Laten we allemaal samen onthechten, zodat we hopelijk snel weer kunnen hechten.

Leave a Reply